Volg dit stappenplan om rekening te houden met Flora en fauna wetgeving bij bouwprojecten (nieuwbouw, renovatie). Dit is toepasbaar voor alle typen zorgorganisaties (care, cure, eerstelijns) met gebouwen en buitenterreinen.
1. Verzamel ecologische informatie over het gebied
Controleer op de Beschermde Soorten Indicator (BeSI) of sprake kan zijn van beschermde diersoorten (zoals gierzwaluwen, huismussen en huisspitsmuizen) en of je daar een onderzoeksrapport over op moet laten stellen. Het rapport van BeSI laat zien welke soorten er mogelijk voorkomen in het gebied en welke richtlijnen er van toepassing zijn. Let op: BeSI kijkt alleen naar beschermde en bedreigde flora en fauna.
Om te weten te komen welke andere flora en fauna er in het gebied voorkomt maak je gebruik van de kaarten die beschikbaar zijn op de Flora en Fauna Verkenner van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).
2. Controleer of je zorglocatie nabij Natura 2000 gebied ligt
Voor FF-activiteiten in of dichtbij een Natura 2000 gebied gelden extra regels bovenop de algemene en de specifieke zorgplicht, en de vergunningplicht. Deze zijn van toepassing als je activiteit een kans heeft op significante gevolgen voor het Natura 2000 gebied. Dit moet worden bepaald in een zogenoemde voortoets. Naast regels voor soortenbescherming moet je namelijk onderbouwen dat het Natura 2000 gebied niet wordt aangetast.
Een voortoets (vergelijkbaar met een quickscan voor beschermde soorten) is een verkenning van de mogelijke nadelige gevolgen van je bouw-, sloop-, of renovatieproject op flora en fauna in of dichtbij het Natura 2000 gebied. Zijn er significante negatieve effecten te verwachten? Dan moet uitvoerig onderzoek worden gedaan in een passende beoordeling ook wel natuurtoets (verder toegelicht in punt 5).
Bekijk het overzicht van Natura 2000 gebieden in Nederland.
Naast de regels rondom flora en fauna gelden er voor bouwen, slopen en/of renoveren in of dichtbij een Natura 2000 gebied ook stikstofregels. Het vergunningstraject voor je project is daarom erg complex en vergt advies op maat van een expert. Op Netwerk Groene Bureaus staan adviesbureaus voor ecologisch advies en onderzoek en die kunnen helpen om natuurbeschermingsrecht voor jouw situatie uit te werken.
3. Laat ecologisch onderzoek uitvoeren
Nadat je de flora en fauna in kaart hebt gebracht op basis van bestaande informatie stel je de werkelijk aanwezige soorten vast. Om dit goed te doen is ecologisch onderzoek door erkend ecoloog of ecologisch adviesbureau nodig. Door in een vroeg stadium de risico’s in kaart te brengen worden vertraging en andere problemen in het project voorkomen. Als je het vermoeden hebt dat er beschermde soorten kunnen voorkomen en/of de locatie in of nabij een Natura 2000 gebied ligt is ecologisch onderzoek verplicht. Als er geen risico voor beschermde voorkomen is en dit onderbouwd kan worden is onderzoek niet verplicht maar wel raadzaam.
Let op: als je als initiatiefnemer zelf de onderbouwing schrijft sta je meestal niet erg sterk. Een ecoloog is onafhankelijk en kan daarom via een quickscan voor een betrouwbare onderbouwing zorgen. Als je tijdens de werkzaamheden namelijk toch beschermde soorten tegenkomt moet je maatregelen treffen en/of werk stil leggen waardoor je project vertraging oploopt.
Laat vanaf het voorjaar tot in de zomer veldonderzoek uitvoeren om zo tot een complete inventarisatie te komen van de aanwezige flora en fauna. Deze periode is het best omdat dan de meeste flora bovengronds is en fauna actief is waardoor het aantal soorten niet wordt onderschat.
Ecologische adviesbureaus moeten zich houden aan vaste onderzoeksprotocollen eisen stellen aan de onderzoeksperiode. Als je een quickscan laat uitvoeren in het vroege voorjaar, kan indien nodig direct daarna worden gestart met aanvullend onderzoek. Zo weet je snel welke soorten er zitten en of een vergunning nodig is.
Als er sprake is van een SMP, hoeft deze stap niet omdat de gemeente het onderzoek al heeft laten uitvoeren.
4. Toets aan algemene en specifieke zorgplicht
Ga na of de sloop, renovatie of verduurzaming de nestplekken, rustplaatsen of foerageerplekken van deze soorten verstoort.
Voor niet-beschermde soorten moet worden uitgezocht of met mitigerende maatregelen de verstoring kan voorkomen worden. Denk aan het ophangen van nestkasten, het plaatsen van bomen en/of struiken en het behouden van plekken met water. Als blijkt dat de risico’s niet kunnen worden voorkomen en nadelige gevolgen onvermijdelijk zijn, zie stap 5.
Voor beschermde soorten is voor activiteiten die mogelijk nadelige effecten kunnen hebben op de nestplekken, rustplaatsen of foerageerplekken een omgevingsvergunning nodig. Nadelige effecten kunnen ook ontstaan door aantasten van de leefomgeving (via geluid, licht en/of trillingen). Als er sprake is van nadelige gevolgen voor beschermde soorten, ga naar stap 5.
5. Bepaal of er een omgevingsvergunning nodig is
Het kan zijn dat je alleen in een bepaalde periode geen werkzaamheden uit mag voeren (broedseizoen, winterslaapplaats).
Bij beschermde soorten is er een omgevingsvergunning nodig als je in deze bepaalde periodes de werkzaamheden wilt uitvoeren.
Voor niet beschermde soorten volstaat het om maatregelen te treffen die verstoring van nestplekken, rustplaatsen of foerageerplekken voorkomt.
Dit wordt duidelijk uit ecologisch onderzoek en uit het rapport van BeSI. Daarin staat namelijk per beschermde soort wat het kwetsbare seizoen is en of er vrijstelling is voor ruimtelijke ontwikkeling.
Voor activiteiten waarbij ongeacht de periode er verstoring ontstaat of een nest of verblijfplaats wordt aangetast en dit niet kan worden voorkomen, moet er voor Flora- en Fauna- (FF) activiteiten een vergunning worden aangevraagd via het Omgevingsloket. Een onderdeel van de vergunningsaanvraag is de natuurtoets (ecologisch onderzoek). Hiermee toets je of je bouw-, verbouw of verduurzamingsactiviteiten (zoals het aanpassen van gevels, daken, isoleren van gebouwen, installeren van zonnepanelen) mogelijke nadelige effecten hebben op beschermde flora en fauna en/of hun omgeving. Met de natuurtoets toon je aan of je project voldoet aan de eisen van de wet en of er voldoende maatregelen zijn getroffen om de nadelige gevolgen voor flora, fauna en hun omgeving tegen te gaan. In deze handleiding staat beschreven wat nog meer nodig is voor de vergunningsaanvraag.
Lees ook paragrafen 11.2.2 t/m 11.2.5 Bal Vergunningsplicht bij schadelijke handelingen, regels en vergunningsvrije gevallen. Voor verschillende soortgroepen (vogels, dieren en planten van Habitatrichtlijn en andere dieren en planten) gelden verschillende vergunningsvoorschriften. Bekijk goed welke voor jouw situatie van toepassing zijn. Begin ruim van te voren met de aanvraag zodat je project geen vertraging oploopt. Het duurt namelijk doorgaans minimaal 6 maanden tot een jaar voordat je een vergunning hebt.
Voorbeeld: Een zorgorganisatie wil spouwmuurisolatie toepassen
REGEL | ACTIE |
---|---|
Art. 11.27 Bal (specifieke zorgplicht) | Laat vooraf een ecologisch onderzoek doen (bv. via eDNA). Als blijkt dat er vleermuizen in de spouw zitten, is vervolgonderzoek nodig om te bepalen welke soorten en welke type verblijfplaatsen. Om de spouw te mogen isoleren, is een vergunning nodig of kan worden gewerkt volgens een (pre-)SMP. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd. Een vergunning verkrijgen kan een jaar duren, dus de vergunning moet op tijd worden aangevraagd. Als de vergunning er is, kan de spouw worden geïsoleerd buiten de kwetsbare (kraam)seizoenen en na het nemen van maatregelen om doden te voorkomen (zoals verjagen). |
Art. 11.28 Bal (voorkomen onnodig lijden) | Voer de werkzaamheden zó uit dat aanwezige dieren de kans krijgen te vertrekken. Werk gefaseerd, sluit niet direct alle openingen af. |
Art. 5.1 Omgevingswet Par. 11.2.2 – 11.2.5 Bal | Als een verblijfplaats wordt aangetast of verwijderd, moet je een omgevingsvergunning aanvragen of meeliften op een gebiedsdekkend SMP. Daarnaast moet er een vervangende verblijfplaats worden opgehangen. |
Art. 11.27 Bal (specifieke zorgplicht) | Laat vooraf een ecologisch onderzoek doen (bv. via eDNA). Als blijkt dat er vleermuizen in de spouw zitten, is vervolgonderzoek nodig om te bepalen welke soorten en welke type verblijfplaatsen. Om de spouw te mogen isoleren, is een vergunning nodig of kan worden gewerkt volgens een (pre-)SMP. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd. Een vergunning verkrijgen kan een jaar duren, dus de vergunning moet op tijd worden aangevraagd. Als de vergunning er is, kan de spouw worden geïsoleerd buiten de kwetsbare (kraam)seizoenen en na het nemen van maatregelen om doden te voorkomen (zoals verjagen). |
Art. 11.28 Bal (voorkomen onnodig lijden) | Voer de werkzaamheden zó uit dat aanwezige dieren de kans krijgen te vertrekken. Werk gefaseerd, sluit niet direct alle openingen af. |
Art. 5.1 Omgevingswet
Par. 11.2.2 – 11.2.5 Bal |
Als een verblijfplaats wordt aangetast of verwijderd, moet je een omgevingsvergunning aanvragen of meeliften op een gebiedsdekkend SMP. Daarnaast moet er een vervangende verblijfplaats worden opgehangen. |
Meer informatie
Raadpleeg de Toelichting natuurbescherming onder de Omgevingswet.
Op Netwerk Groene Bureaus (NGB) staan adviesbureaus voor ecologisch advies en onderzoek en die kunnen helpen om natuurbeschermingsrecht voor jouw situatie uit te werken.