Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de wet- en regelgeving over milieu en gebouwen op de schop gegaan. Niet alleen de terminologie is anders geworden, ook inhoudelijk zijn er zaken gewijzigd. Een van de onderliggende besluiten en regelingen is het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), waarin o.a. het voormalige Bouwbesluit een plek heeft gekregen.
Als je met de verduurzaming van vastgoed te maken hebt, dan is het handig en noodzakelijk om je weg in deze regels te vinden. Op die manier kom je niet voor verrassingen te staan en kun je jouw adviseurs, architecten, aannemers en installateurs de juiste vragen stellen. Op deze pagina bieden we je handvatten om je weg in het Bbl te vinden.
(Update: juni 2025)
Een bouwwerk mag geen gevaar opleveren voor gebruikers en omgeving. Daarom heeft de overheid in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, voorheen het Bouwbesluit) regels vastgelegd voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Het Bbl kent een onderscheid tussen bestaande bouw, nieuwbouw, verbouw en gebruik.
Een bouwwerk moet altijd minimaal voldoen aan de regels van bestaande bouw én aan de eisen die van kracht waren op het moment waarop de omgevingsvergunning voor nieuwbouw, verbouw of renovatie is aangevraagd.
Een aantal gebouwgebonden eisen en maatregelen is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van het Activiteitenbesluit naar het Bbl overgeheveld, zoals de eisen aan stookinstallaties in hoofdstuk 6.
Naast het Bbl bestaan ook nog een aantal besluiten en regelingen die van belang zijn, namelijk het Omgevingsbesluit (Ob), de Omgevingsregeling (Or), Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze blijven in deze memo in principe buiten beeld.
EU regelgeving wordt veelal in bestaande nationale wet- en regelgeving verwerkt. Zo ook met de EPBD (energy performance of buildings directive) en de RED (renewable energy directive). Op het moment dat deze regelingen in het Bbl zijn verwerkt is het veelal zoeken waar dat is gebeurd.
Op deze webpagina zullen we daar op een aantal punten op terugkomen.
Het Bbl is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken, zoals bestaande bouw en nieuwbouw. Binnen die hoofdstukken zijn paragrafen en de inhoudelijke artikelen te vinden.
Duurzaamheid heeft in alle hoofdstukken een plek gevonden, in de volgende hoofdstukken navigeren we daar doorheen.
In bijlage 1 van het Bbl zijn de begrippen opgenomen en een verklaring bij de diverse gebruiksfuncties (wonen, gezondheidszorg, etc.). Dat vind je onderaan op deze pagina.
In hoofdstuk 2 worden de algemene bepalingen verwoord, waaronder bepaalde begrippen.
Artikel 2.6 stuurt de specifieke zorgplicht voor bouwwerkinstallatie aan. Dit is de basis voor goed beheer van installaties, zoals o.a. in de energiebesparingsplicht is verwerkt:
“De eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk draagt er zorg voor dat een krachtens de wet aanwezige bouwwerkinstallatie:
a. functioneert in overeenstemming met de op die installatie van toepassing zijnde regels;
b. adequaat wordt beheerd, onderhouden en gecontroleerd; en
c. zodanig wordt gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat of voortduurt.”
In artikel 2.22 t/m 2.30 staat omschreven wanneer wel of geen vergunning voor bouwactiviteiten vereist is. Het gaat dan bijv. over wanneer er wel of geen vergunning voor zonwering, zonnepanelen of buitenunit van een warmtepomp nodig is. Installateurs moeten hier in principe hun advies op baseren, maar het is aan te raden om bij twijfel hier expliciet naar te vragen of een expert in te schakelen.
Hoofdstuk 3 is van toepassing op het in stand houden van een bestaand bouwwerk en richt zich op 3 pijlers:
Ook hier geldt een specifieke zorgplicht:
“Degene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de staat van het bouwwerk tot gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan leiden, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om dat gevaar te voorkomen of niet te laten voortduren.”
Afdeling 3.3 (art. 3.63 e.v.) geeft aan welke eisen er gelden t.a.v. o.a. luchtkwaliteit. Bij het verduurzamen van een gebouw, bijv. door het toepassen van extra isolatie of het vervangen van de luchtbehandeling, zullen deze eisen minimaal behaald moeten worden.
In het PvE gezond binnenklimaat langdurige zorg staan de eisen van het Bbl bij klasse C. Klasse C is het basisniveau voor het binnenklimaat, maar gaat op verschillende aspecten verder dan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Het PvE ziet het niveau van het Bouwbesluit dus als onvoldoende!
Ook bij bestaande gebouwen en installaties moet regelmatig gecontroleerd worden of de eisen nog behaald worden. Zo wordt na jaren van gebruik en kleine aanpassingen niet zelden geconstateerd dat de luchtbehandeling ontregeld is en daardoor niet aan gestelde ontwerp- en wettelijke eisen voldoet en een risico voor de gezondheid kan zijn.
Afdeling 3.4 (art. 3.83 e.v.) gaat over energiezuinigheid. Hier worden de energiebesparingsplicht (3.84) en informatieplicht (3.84a) aangestuurd, evenals de label-C-verplichting voor kantoren (3.87). De uitfasering van EFG-labels voor huurwoningen zal hier t.z.t. ook aangestuurd worden. De EPBD III-eis voor Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen staat in artikel 3.87aa t/m 3.87c.
Afdeling 3.7 (art. 3.99 e.v.) gaat over de eisen aan bouwwerkinstallaties. De belangrijkste artikelen vanuit het oogpunt van duurzaamheid zijn die voor een Systeem voor gebouwautomatisering en -controle (GACS) in art. 3.145 t/m 3.147. Een GACS is vanaf 1-1-2026 voor installaties met een vermogen van meer dan 290 kW verplicht. In het Bbl staat er: “De artikelen 3.145 en 3.146 zijn niet van toepassing tot en met 31 december 2025.”
Als gevolg van de EPBD IV zullen de afdelingen over laadinfra, GACS en automatische lichtregelsystemen in het komende jaar aangepast worden. Zo zal een GACS bij installaties vanaf 70 kW vanaf 2030 verplicht worden. Deze aanpassingen worden eind 2025 of begin 2026 in het Bbl opgenomen en tussen 2026 en 2030 gefaseerd van kracht.
De eisen voor nieuwbouw gelden voor het moment waarop een vergunning wordt aangevraagd. Als je de vergunning bijv. in november 2025 aanvraagt en de eisen veranderen per 1-1-2026, dan mag je nog bouwen volgens de regels die in november 2025 van kracht waren.
In afdeling 3 (art. 4.101 e.v.) staan de eisen voor de gezondheid van gebruikers en bewoners van gebouwen en installaties. Een vaak voorkomend probleem is dat ventilatiesystemen binnen te veel geluid maken, terwijl dat volgens art. 4.106 niet zou mogen. In 4.17 en 4.108 staat aangegeven dat ook buiten het gebouw geen geluidsoverlast van installaties mag ontstaan. Vanaf art. 4.121 staan de eisen omschreven voor de luchtkwaliteit. In het PvE gezond binnenklimaat langdurige zorg staan de eisen van het Bbl bij klasse C. Klasse C is het basisniveau voor het binnenklimaat, maar gaat op verschillende aspecten verder dan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Het PvE ziet het niveau van het Bouwbesluit dus als onvoldoende!
In art. 4.146 en 4.147 staan wel eisen aan daglichttoetreding (ramen), maar in het Bbl worden geen eisen gesteld aan buitenzonwering (= daglichtwering) noch welke impact deze op de daglichttoetreding mag hebben. Ben hier alert op, aangezien een verkeerd ontwerp later tot klachten en tot de vraag om extra binnenverlichting kan leiden.
Afdeling 4.4 (art. 4.148 e.v.) gaat over de duurzaamheidseisen die voor nieuwbouw gelden. Art. 4.148 is helder over BENG bij nieuwbouw: “Een bouwwerk is bijna energieneutraal”, wat vervolgens per gebruiksfunctie gespecificeerd wordt.
Per gebouwtype zijn er grenswaarden vastgesteld voor drie indicatoren.
De huidige grenswaarden voor de BENG-indicatoren zijn een tussenstap op weg naar emissieneutrale gebouwen (zero emission buildings – ZEB). De BENG-eisen beperken de energiebehoefte, maar voor 2050 is het nodig dat deze energiebehoefte volledig wordt gedekt door hernieuwbare energiebronnen. De verwachting is dat door tussentijdse aanpassingen aan installaties en door het schoner worden van de energiebronnen deze gebouwen zonder grote ingrepen emissieneutraal kunnen worden. De verwachting is dat de ZEB-eis (per 1-1-2030) ongeveer 10% lager komt te liggen dan de huidige BENG-eisen.
Anticiperend op de energie efficiëntie eisen voor 2050 heeft de overheid ook streefwaarden voor de isolatie van woningbouw opgesteld. Ze geven aan wanneer een enkel bouwdeel (zoals dak, vloer of ramen) zeker ‘toekomstbestendig’ is. Isoleren van een bouwdeel naar deze streefwaarde zorgt ervoor dat dit bouwdeel absoluut goed genoeg is geïsoleerd en bij aansluiting op een alternatieve warmtebron niet meer hoeft te worden aangepakt. De streefwaarden zijn ook bruikbaar voor 24-uurs-zorggebouwen. Je vindt de streefwaarden in de Stimular-maatregel Grootschalige isolatie.
Het voorkomen van oververhitting in gebouwen wordt aangestuurd in art. 4.149b.
Art. 4.158 e.v. geven aan wat de milieuprestatie-eis aan nieuwbouw is, uitgewerkt in een minimale MPG-score.
De aanwezigheid van laadinfra wordt aangestuurd in 4.160a en b.
De eis voor een GACS staat in art. 4.160c, d en e.
Als gevolg van de EPBD IV zullen de afdelingen over laadinfra, GACS en automatische lichtregelsystemen in het komende jaar aangepast worden. Zo zal een GACS bij installaties vanaf 70 kW verplicht worden. Deze aanpassingen worden eind 2025 of begin 2026 in het Bbl opgenomen en tussen 2026 en 2030 gefaseerd van kracht.
Dit hoofdstuk is van toepassing op bouwactiviteiten voor het verbouwen van, het verplaatsen van of de wijziging van een gebruiksfunctie van een bestaand bouwwerk.
Bij verbouwen is het “van rechtens verkregen niveau” van belang:
1. Het kwaliteitsniveau van een bouwwerk of gedeelte daarvan is na een verbouwing niet lager dan het toegestane kwaliteitsniveau onmiddellijk voorafgaand aan die verbouwing.
2. Voor zover het in het eerste lid bedoelde kwaliteitsniveau voorafgaand aan de verbouwing lager is dan het niveau voor bestaande bouw geldt in afwijking van eerste lid het niveau voor bestaande bouw als het ten minste aan te houden kwaliteitsniveau.
Je mag dus nooit lager uitkomen dan de eisen voor bestaande bouw.
3. Voor zover het kwaliteitsniveau voorafgaand aan de verbouwing hoger is dan het niveau voor nieuwbouw geldt in afwijking van eerste lid het niveau voor nieuwbouw als ten minste aan te houden kwaliteitsniveau.
Je mag het kwaliteitsniveau dus niet zomaar naar beneden bijstellen naar het niveau van bestaande bouw als dat van oorsprong hoger lag.
In art. 5.20 staat welke minimum duurzaamheidseisen bij verbouw gelden.
In art. 5.21 zijn eisen aan technische bouwsystemen benoemd. Lid 3 is daarbij van belang: “Een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming is na het vervangen van een warmtegenerator zelfregulerend per verblijfsgebied of verblijfsruimte.”
Bij een ingrijpende renovatie gelden er cf. art. 5.21c en d ook eisen aan de laadinfra voor elektrische voortuigen.
De regels in hoofdstuk 6 zijn gesteld met het oog op:
1. de beschikbaarheid en kenbaarheid van het energielabel en de uitvoering van daaraan verbonden aanbevelingen; en
2. de keuring van airconditioningsystemen en stooktoestellen.
Afdeling 4 (art. 6.27 e.v.) geeft aan wanneer een energielabel verplicht is, namelijk bij oplevering, verkoop of verhuur. Verder wordt omgeschreven hoe het energielabel opgesteld moet worden en wanneer en hoe je het label moet laten zien.
In afdeling 5 (art. 6.32 e.v.) wordt o.a. omschreven wanneer en hoe installaties gekeurd moeten worden:
In deze afdeling staat ook omschreven hoe de keuringsrapporten verstrekt moeten worden en hoe daarmee om te gaan. De omgevingsdienst kan hier bij hun controle naar vragen.
Dit hoofdstuk omschrijft alle regels die gelden bij het bouwen, verbouwen en slopen van gebouwen en installaties.
Art. 7.24 t/m 7.26 geven aan hoe om te gaan met sloopafval:
“Bouw- en sloopwerkzaamheden worden zodanig verricht dat tijdens de uitvoering vrijkomend gevaarlijk en overig bouw- en sloopafval deugdelijk wordt gescheiden.”
Gevaarlijke afvalstoffen, teerhoudende dakbedekking (toegestaan tot 1985) en gasontladingslampen (TL, spaarlampen) moeten op de bouwplaats apart gesorteerd en afgevoerd worden, ongeacht de hoeveelheid.
Bitumineuze dakbedekking, vlakglas, gipsblokken en gipsmateriaal, dakgrind en armaturen moet je gescheiden sorteren en afvoeren als het meer dan 1 m³ afval per afvalsoort betreft.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving komen veel definities voor die nader verklaard worden. De belangrijkste zaken die met duurzame gebouwen en installaties te maken hebben zijn hieronder opgenomen.
a. verbranding van brandstof in een verbrandingstoestel
b. joule-effect in de verwarmingselementen van een verwarmingssysteem met elektrische weerstand
c. opvangen van warmte uit de lucht, ventilatie afvoerlucht of een water- of aardwarmtebron met een warmtepomp
De volgende gebruiksfuncties zijn binnen de zorg van belang:
Wanneer je wel of geen vergunning nodig hebt, of kunt volstaan met een melding, vind je op de website van IPLO (Informatiepunt Leefomgeving).
Zo zijn er bijv. allerlei eisen en grenswaarden bij het plaatsen van buitenunits van airco’s en warmtepompen die nog wel eens vergeten worden, zeker als de cliënt of bewoner van een zorginstelling toestemming krijgt om zelf een airco te plaatsen.
Als eigenaar of huurder van een pand ben en blijf je ervoor verantwoordelijk dat je gebouw aan alle wettelijke eisen voldoet en blijft voldoen.
Op de site van IPLO (Informatiepunt Leefomgeving) staat in andere bewoordingen e.e.a. ook nog toegelicht, met daarbij verwijzingen naar specifieke definities of een uitgebreidere toelichting op specifieke onderwerpen.
Op de website van de Rijksoverheid vind je ook een aantal interessante informatiebladen met uitleg over specifieke thema’s.
Ieder persoon en ieder bedrijf in Nederland wordt geacht de wet te kennen en zich daaraan te houden. Deze memo is daarvoor een hulpmiddel, maar zal nooit alle onderwerpen kunnen behandelen. Raadpleeg bij vragen of twijfel een expert.
Hou in gedachten dat de wetten en regels op het gebied van duurzaamheid, maar ook van toegankelijkheid, veiligheid en gezondheid, de ondergrens zijn van wat maatschappelijk verantwoordelijk wordt geacht. Het is niet verboden om meer te doen dan wettelijk vereist is. Sterker nog, gezien de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid is het aan te raden om alvast rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen en dus “voor te lopen” op de wet- en regelgeving. De Milieuthermometer Zorg (niveau zilver en goud) en subsidieregelingen zijn daar goede hulpmiddelen voor.
Heb je naar aanleiding van deze informatie nog vragen? Neem dan contact op met je Omgevingsdienst.
Maandelijks actualiteiten ontvangen
Blijf op de hoogte van de CO2-routekaart en duurzaam zorgvastgoed met de EVZ nieuwsbrief.
Copyright © 2025 – Alle rechten voorbehouden | Privacyverklaring | Colofon | Cookiebeleid
Even duurzaam opladen deze zomer? Laat je bijpraten over actuele vastgoed-thema’s in vier korte webinars. Doe live mee begin juli of bekijk ze achteraf (in je tuin, op je balkon).